Consensus en consummatie: seks en het huwelijk

Tegenwoordig is de huwelijksdag vaak het hoogtepunt van de huwelijk en de tijd die daaraan voorafgaat. Vóór het midden van de zestiende eeuw was dat wel anders: niet het ja-woord in kerk of stadhuis werd beschouwd als hét moment van trouwen, maar het moment waarop je elkaar als partners ‘handtastte’ (in de nette zin dan: elkaar bij de hand vatten) en trouw beloofde. Vanaf dat moment beschouwden de geliefden, maar ook de samenleving elkaar als getrouwd met de ander. Deze niet-geformaliseerde vorm veroorzaakte ook destijds al de nodige problemen.

Misverstanden

Ten eerste waren er de misverstanden tussen de geliefden onderling: wat de één beschouwde als een duidelijke trouwbelofte, beschouwde deander soms als spielerei; daarnaast kwam het ook niet zelden voor dat de ene partner de afwijzing van de trouwbelofte door de ander heel andersuitlegde… Dit was des te prangender, aangezien een trouwbelofte alleen met wederzijds goedvinden kon worden kwijtgescholden, iets dat pas in 1838 wettelijk werd afgeschaft.

Handtasten werkte clandestiene huwelijken in de hand

Een tweede probleem was ook de kerken en magistraten een morele doorn in het oog: door het gebruik om de trouwbelofte als ‘echt’ huwelijk te beschouwen ontstonden er ‘clandestiene’ huwelijken, soms ook tussen bloedverwanten. Dat het bij deze ‘huwelijken op trouwverklaring’ niet om incidentele gevallen ging, blijkt wel uit het zogenaamde ‘Eeuwige Edict’, in1540 uitgevaardigd door Keizer Karel V, waarin in de aanhef van artikel XII van dat edict vermeld wordt dat ‘dagelijcks veel inconvenientenghebeuren in onsen voorsz Landen’, namelijk ‘de heymelijcke Houwelijcken die gecontractuuert worden tusschen jonge Luyden, sonder advijs, raedt ende consente van Vrienden ende Magen van beyde zijden’ [1].
Om hieraan paal en perk te stellen. werden in dit edict duidelijke regelsgesteld aan welke eisen een geldig huwelijk moest voldoen. Kort gezegd bepaalde het Edict de volgende punten: hoe en waar een huwelijk afgekondigd en gesloten mocht worden, welke verwanten het verboden was om met elkaar te trouwen, en wiens toestemming (consent) nodig wasvoor het huwelijk.

De eerste twee punten verschilden niet veel van de toen reeds geldende voorschriften en verboden. Het derde punt was echter een relatieve noviteit. In de tot de Reformatie geldende Katholieke geloofsleer was sinds het twaalfde-eeuwse decreet Veniens ad nos van Paus Alexander IIIvoor het aangaan van een huwelijk slechts de wederzijdse instemming van de beide partners nodig om een geldig huwelijk te vormen, mits na de verlovingswoorden er ook geslachtsverkeer had plaatsgevonden [2]. Dit verschilde niet veel van eerder geldende Romeinse wetgeving en ook de minimumleeftijden die voor de aanstaande huwelijkspartners golden, waren gelijk aan die van het Romeinse recht: meisjes werden als meerderjarig beschouwd vanaf hun twaalfde, jongens vanaf hun veertiende jaar.
Het Eeuwige Edict van 1540 stelde echter een leeftijdsgrens in voor meerderjarigheid van twintig jaar voor vrouwen en vijfentwintig jaar voormannen: onder die leeftijd mocht er wel verloofd en getrouwd worden, maar was toestemming nodig van de naaste verwanten. Als eersten werd uiteraard het consent van de ouders, of, als één van hen reeds overleden was, van de langstlevende van beide ouders verlangd. Hierbij moesten deouders, indien zij het niet eens waren met het voorgenomen huwelijk, in ieder geval actie ondernemen: uit jurisprudentie blijkt dat het uitblijvenvan een reactie van de zijde van de ouders – hetzij instemmend, hetzij afwijzend – na een oproep daartoe door de autoriteiten automatisch alsverleend consent werd beschouwd. Indien de ouders niet meer in leven waren, werden de meest naaste verwanten, en in het uiterste geval dewereldlijke autoriteiten van de woonplaats van de aanstaande bruid of bruidegom de aangewezen personen om de minderjarige huwelijkspartneral dan niet hun consent te verlenen.

Aanvullende maatregelen

Om de controle op clandestiene huwelijken te vergroten werden bij het Concilie van Trente (1545-1563) in het decreet Tametsi de voorschriften voor de geldigheid van een huwelijk nog verder aangescherpt: eenhuwelijk werd door de Kerk pas als geldig beschouwd, indien dit gesloten was in de kerk in aanwezigheid van een priester. Bovendien moest hetvoorgenomen huwelijk op drie achtereenvolgende zondagen voorafgaand aan het huwelijk in de kerk afgekondigd worden, zodat diegenen diemeenden geldige bezwaren tegen dit huwelijk te hebben, bijtijds hun bezwaren kenbaar konden maken. Het Concilie bepaalde verder datpriesters voortaan de voorgenomen en gesloten huwelijken vastgelegd moesten worden in door de priester bij te houden registers: deondertrouw- en huwelijksregisters [3].

Sommige jongelingen die vreesden geen consent te krijgen van hun ouders of verwanten, kozen wellicht voor de optie om dan maar niet te huwen,maar de Ordonnatie van Polityen binnen Hollant van 1586 maakte ook daar korte metten mee: ook zij die schijnbaar als gehuwdensamenleefden, dienden hun huwelijk volgens de in de ordonnantie gestelde voorschriften geldig te laten maken [4].

Noten

  1. Cau, Cornelis, 1655. Groot-placaetboek, vervattende de placaten, ordonnantien ende edicten van de Staten Generaal der VerenigdeNederlanden ….[etc] , I, , kolommen 311-322. Den Haag: C. Cau.
  2. Donahue, C., 1976. The Policy of Alexander the Third’s Consent Theory of Marriage. In: E. Kuttner (ed.), Proceedings of the FourthInternational Congress on Medieval Canon Law, 4, Toronto 21-25 augustus 1972. Città del Vaticano: Biblioteca apostolica Vaticana, pp. 251 envolgende.
  3. Kijk op http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=735 voor de Nederlandse vertaling van dit decreet
  4. Cau, Groot-placaetboek, kolommen 329-342.

Meer lezen?

Terug naar overzicht Ja ik wil!