Op 8 augustus 1579 verscheen Jan Dircksz als eisende partij voor de Amsterdamse commissarissen van Huwelijkse Zaken. Aanleiding was een trouwbelofte die hij gedaan had aan Styntje Dircxdr, zijn geliefde van ‘omtrent’ 18 jaar oud. Deze trouwbelofte deed hij ten huize van en in bijzijn van Lobberich Dircxdr, de reeds getrouwde zus van Styntgen, en haar man Baltes Aerndtzen. Volgens Jan had Styntgen zijn trouwbelofte beantwoord, maar daarbij wel verteld dat een huwelijk zonder de toestemming van haar moeder niet zou mogen plaatsvinden en dat haar moeder haar toestemming tot dit huwelijk zeker zou weigeren.
De eis
Omdat Jan en Styntgen elkaar inmiddels wel wederzijds en uit vrije wil trouw beloofd hadden, was er volgens de destijds geldende opvattingen feitelijk al sprake van een geldig huwelijk. Volgens het verslag van de commissarissen. Om met een rein geweten (‘om[m]e sijne conscientie te vrijen’), maar ook zonder juridische complicaties een nieuwe relatie met een ander aan te kunnen gaan, verzocht Jan de commissarissen zowel hem als Styntgen van hun trouwbelofte te ontslaan; als dit niet mogelijk was, beschouwde hij Styntgen als zijn ‘getrout wijff’.
Het verhoor
Om de zaak duidelijker te krijgen, ontboden de commissarissen de verloofden ieder afzonderlijk, waarbij Styntgen vergezeld werd van haar moeder, Maria Hendrixdochter. Deze laatste verklaarde dat de trouwbelofte tussen Jan en Styntgen buiten haar blikveld en ook buiten haar medeweten en zonder haar toestemming was gedaan, maar dat haar dochter bovendien nog minderjarig was. Styntgen zelf verklaarde desgevraagd dat zij haar huwelijksvoornemen niet wilde doorzetten als haar moeder geen toestemming verleende.
Het oordeel
Aangezien ‘Styn Dircxd[ochte]r seyde dat zij van hare lichame gans vrij van den voorn[oemde] Jan Dirckz[en] is’ en ‘Styntgen Dircxd[ochte]r an hare lichame niet bekent hadde’ en het huwelijk dus nog niet geconsummeerd was, was er sprake van een relatief eenvoudige zaak: aangezien Styntgen conform de instructies voor de commissarissen van Huwelijkse Zaken (deels gebaseerd op het Eeuwig Edict van Karel V uit 1540) op basis van haar leeftijd ouderlijke toestemming voor het huwelijk nodig had en die niet kreeg van haar moeder, werd de wederzijdse trouwbelofte ongeldig verklaard. Jan en Styntgen werden dan ook beiden ontslagen van hun trouwbelofte en waren vrij om ‘een ander Cristelijck, behoirlick, en[de] toegelaten huwelijck’ aan te gaan.
Bron: Stadsarchief Amsterdam, archief 5001, inv.nr. 762, p. 11
Transcriptie
Opten achtsten dach augusti in ‘t iaer ons Heeren XVCLXXIX zijn gecompareert voor ons, Reynier van
Neck ende Frans Coornhert, als com[m]issarissen totte huwelijcke saecken gecom[mitteert, Jan Dircks,
eysscher ter eender, ende Styntgen Dircxd[ochte]r, ged[aec]hde ter andere sijden, clagende die voorn[oemde] Jan
Dircksz[en] dat hij geleden omtrent drie maenten is geweest ten huysse van Baltes Aerndtz[en]
en[de] Lobberich Dircxd[ochte]r, sijne huyssvr[ou], de suster van de voorn[oemde] Stijntgen Dircxd[ochte]r, alwaer hij
in bijwesen van de selve Baltes en[de] Lobberich, die voorn[oemde] Styn Dircxd[ochte]r, oudt omtrent XVIII jaer, h[ad]de gehandtrout
en[de] deselve Styn Dircxd[ochte]r hem wederom[m]e gehandtrout hadde, maer seyde indien sulcken
heymelijcke trouwe, die sonder Styn Dircxd[ochte]r moeders consent geschiet was, niet en soude
mogen bestaen, ende Styn Dircxd[ochte]r moeder daerinne niet en soude willen consenteren, soo dat
hij deselve Styn Dircxd[ochte]r met vrede niet en zoude mogen gecrijgen, was hij tevreden
(om[m]e sijne conscientie te vrijen) die voorn[oemde] Styn Dircxd[ochte]r van de
handtrouwe wederom[m]e te ontslaen, mits dat hi9j van gelijcken van Styn Dircxd[ochte]r
ontslagen soude wesen, ende bij weygeringe van dien versocht Styn Dircxd[ochte]r te behouden voor sijn getroudt wijff, alle welck handtrouwe die voorn[oemde] Stijn Dircxd[ochte]r gevraecht
zijnde, mede bekende in voorges[chreven] manieren gschiet te wesen. Daerop Maria Henricx-
d[ochte]r, moeder van de voorn[oemde] Styn Dircxd[ochte]r, mede present sijnde, seyde dat die voorges[chreven] handtrou
buyten hare wille, weten, en[de] consent geschiet, ende hare voorn[oemde] dochter noch onmondich is, ende in den sulvigen huwelijck gans niet en
wilde consenteren. Soo dat wij com[m]issarissen, om[m]e de voorges[chreven] saeck breder te ondertasten,
die voorn[oemde] Styn Dircxd[ochte]r met hare moeder alleen voor ons geroepen, ende nae sware
vermaninge de voorn[oemde] Styn Dircx gedaen om[m]e de waerheyt te verclaren, gevraecht
hebben, hoe hare meeninge totten voorges[chreven] huwelijck stondt, ende off sij van hare lichame
van den voorn[oemde] Ian Dircxz[en] vrij was, dan off sij bij hem geslapen hadde, daerop die voorn[oemde] Styn
Dircxd[ochte]r seyde dat zij van hare lichame gans vrij van den voorn[oemde] Jan Dirckz[en] is, ende
totten solcken huwelijcke sonder hare moeders consent en[de] welbekennen niet verder negeerde te doene.
Ende naedien wij com[m]issarissen den voorn[oemde] Ian Dirckz[en] mede voor ons alleem hadden doen comen, en[de]
van gelijcken zeer hoichlijck vermaent hadden, dewelcke bij sijne hoichste salicheyt v[er]claerde
dat hij de voorn[oemde] Styntgen Dircxd[ochte]r an hare lichame niet bekent hadde, hebben wij, voorn[oemde]
com[m]issarissen, God, de Cristelijcke, ende bescreven rechten, en[de] onse instructie voor oigen genomen
en[de] voor recht verclaert en[de] uutgesproocken, verclaren en[de] spreecken mit desen,
dewijle Styntgen Dircxd[ochte]r noch minderiarich is, staende onder ‘t gebiet van hare moeder, ende dede heymelijck trouwe gedaen is buyten weten en[de] wille van Maria Henricxd[ochte]r, moeder van
Styn Dircxd[ochte]r, die alsnoch in desen huwelijcke niet en will consenteren, dat deselve heymelijck
trouwe null, negeen, en[de] van onwaerden sal weesen, ende doen deselve te meten als wesen[de]
iegens Godlijck ende bechreven rechten, iegens onse instructie ende goede politie, ende
hebben diennaevolgende beyde partijen van deselve heymelijcke trouwe ontslagen, ende
geabsolveert, soe wij dese hier oick ontslaen en[de] absolveren bij desen, alsoo dat elcx van hen beyden
hem tot een ander Cristelijck, behoirlick, en[de] toegelaten huwelijck sal mogen begeven. Actu[m] ten
iare, dage, en[de] bij ons com[m]issarissen voorges[chreven].
[getekend: Reynier van Neck]
[getekend: Frans Coornhert]