Talrijke telgen toegewenst…

Het aanbieden en voordragen van een gedicht was vanaf de Renaissance een ‘must’ bij elk huwelijk van de gegoede klasse. Hoewel het niet uit te sluiten valt dat ook in de sociaal lagere klassen gedichten werden voorgedragen, waren huwelijksgedichten binnen de gegoede Amsterdamsekringen als cadeau aan het bruidspaar een statussymbool, waaraan dan ook veel moeite en vooral geld werd besteed, waarvoor gerenommeerde dichters werden ingeschakeld. Naast de voordracht op het huwelijk zelf werden de gedichten ook in gedrukte en ingebonden vorm aan het bruidspaar geschonken en zijn in die vorm dan ook bewaard gebleven.

De bruidegom

Hoewel vooral de namen van vlootvoogden zoals Maarten Tromp, Piet Hein, en Michiel Adriaenszoon de Ruyter als zeehelden in het collectieve geheugen zijn blijven hangen, waren er uiteraard nog veel meer bevelhebbers binnen de uitgebreide Hollandse vloot. Eén van deze minderbekende zeelieden was bijvoorbeeld Willem Theodorus (Theodoor) Huyghens (1719-1775), kapitein van het edelmogende College ter Admiraliteitte Amsterdam, één van de vijf Admiraliteitscolleges die in 1597 waren ingesteld als opvolgers van de eerdere admiraliteiten die vanaf de veertiende eeuw het gezag over en de verantwoordelijkheid voor de Hollandse vloot hadden.
Hoewel de taken van de zeevaarders uiteraard allereerst op het water lagen, hadden vele bevelhebbers goede connecties met stedelijke engewestelijke bestuurders. Voor Willem Theodorus Huyghens was dat niet anders: zijn vader behoorde tot de Amsterdamse Thesaurieren Extra-ordinaris (bijzondere schatbewaarders, verantwoordelijk voor het beheer van de bijzondere kostenposten, zoals bijvoorbeeld de oorlogskas), zijnneef Willem was meerdere jaren Commissaris van Kleine Zaken en maakte in die functie deel uit van een rechtscollege waar kleine financiëleconflicten werden behandeld, en zijn oom Theodorus was enkele jaren commissaris van huwelijkse zaken te Amsterdam en wordt dus ook regelmatig in de ondertrouwinschrijvingen vermeld.

Het huwelijk

Hoewel we weten dat Willem Theodorus Huyghens verschillende schepen onder zijn bevel heeft gehad (onder andere het oorlogsschip Leeuwenhorst), gaat het in dit artikel niet over zijn maritieme loopbaan, maar over zijn huwelijk. Op 10 februari 1750 treedt hij namelijk in Amsterdam in het huwelijk met Henrietta Cornelia van Marselis. Het aardige is dat van dit huwelijk twee gelegenheidsgedichten bewaard zijn gebleven.
Vanwege de statusfunctie van een dergelijk gedicht konden de samenstellers / aanbieders niet volstaan met een eenvoudig rijmpje: de inhoud moest getuigen van kennis van de Klassieke Oudheid, maar ook qua vorm en inhoud moest het huwelijksgedicht aan bepaalde voorschriftenvoldoen: zo moest er in ieder geval – zij het versluierd – verwezen worden naar de liefdesdaad die zou volgen, liefst met de wens van eenkroostrijk nageslacht. Uiteraard speelde ook de achtergrond van de pasgehuwden een belangrijke rol in de inhoud, waarbij uiteraard de positieve kanten van respectievelijk bruid en bruidegom uitbundig geprezen werden.

Zo noemt het eerste gedicht de bruidegom een ‘strijdbare oorlogsheld in ’t winnen zo bescheiden, / […] nu verwinnaar van zijn dierbarezielsvrindin’. Ook de tweede dichter prijst Theodoors zeemanschap, en roept op: ‘Roemt Theodoor, gewoon te zwerven op de baaren / ten nut van’t dierbaar vaderland; / die onbevreesd voor loot [verwijzing naar kogels] en zeegevaren / door eigen dapperheid zyn eigen lauwren plant […]’. Enuiteraard worden ook de schoonheid en de bruid uitbundig geprezen: ‘geen krans van lauwerloof, gebloemte of bruiloftskroon / zal haar meerschoonheid geven’. Wat betreft de ‘veel wakkre telgen’ en de ‘rei aan ed’le telgen’ die de respectievelijke dichters het bruidspaar toewensten is dat vrij beperktgebleven, aangezien uit het huwelijk in totaal twee zoons geboren: Hendrik (gedoopt te Amsterdam, 10 december 1750) en Michiel (eveneens te Amsterdam gedoopt op 9 december 1753).

Meer lezen?

Terug naar overzicht Ja ik wil!