Aangezien voor de Napoleontische tijd er geen huisnummers bestonden, werd als woonadres meestal alleen een straatnaam vermeld. In sommige gevallen echter werd het adres preciezer aangeduid: dat was onder andere het geval wanneer het woonadres een huis betrof met een eigen naam, vaak weergegeven op een gevelsteen, uithangbord, of met een ander van buitenaf herkenbaar kenmerk.
Huis met de Gouden Ketting
Eén van deze huizen betrof het ‘Huis met de gouden ketting’ op het huidige adres Keizersgracht 268. Het huis stond al vanaf 1643 bekend onder die naam, die verwees naar een vergulde ketting die aan een ijzeren staak voor de gevel hing, naar alle waarschinlijk het uithangteken van een destijds daar wonende smid. Dat het huis duidelijk herkenbaar was, blijkt ook wel uit het feit dat in notariële akten de ligging van andere huizen beschreven werd met dit huis als referentiepunt (bijv. ‘zeven huizen van De Gouden Ketting’). De vergulde ketting aan de voorgevel was daarnaast ook bron van inspiratie voor diverse legenden.
Verklaringen en legendes
Een van de oudste verhalen draaide om lakenhandelaar Eliseas Haerel die in 1615 het onrustige Aken ontvluchtte en zijn heil zocht in Amsterdam. Nadat hij in 1620 het perceel gekocht had begon hij met de bouw van het huis. Enige tijd later kwamen zijn bezittingen ook aan in Amsterdam en tot zijn grote vreugde was een pak lakens, dat bevestigd was met een ijzeren ketting, na de lange tocht nog intact. Haerel zou uit blijdschap de ketting hebben laten vergulden en aan de gevel hebben doen hangen.
Een andere verklaring is dat een koopman na een lange reis terugkeerde met een gouden ketting voor zijn echtgenote. Zijn vrouw zou echter niet tevreden geweest zijn met het geschenk en het uit het raam hebben gegooid; de ketting zou echter zijn blijven hangen aan een spijker.
Een derde volksverhaal ging over een dame die het huis bewoonde en op een zekere dag haar gouden ketting miste. Haar dienstmeid zou als verdachte op de pijnbank gelegd zijn, maar haar onschuld hebben volgehouden. Toen achteraf de – inmiddels verbannen – dienstmeid inderdaad onschuldig bleek te zijn, zou haar vroegere meesteres het gedane leed zoveel mogelijk hebben proberen te verzachten door de gouden ketting aan de gevel op te hangen als herinnering aan deze gebeurtenis.
Weer anderen gaven aan dat de naam ontstaan was doordat een ekster een gouden ketting gestolen zou hebben en vervolgens weer hebben laten vallen.
Het huis als spookhuis
Naast de vele verhalen rond de naam van het huis, maakte het huis ook naam als spookhuis: voorbijgangers zouden mysterieuze geluiden die voorbijgangers uit het huis hebben vernomen. Deze spookachtige klanken zouden afkomstig zijn van de geest van de weduwe van directeur-generaal Rauws van de stadgebouwen, die zichzelf in het huis zou hebben opgehangen nadat haar man was omgekomen bij een brand in de Schouwburg op 11 mei 1772. Sinds haar dood zouden er ‘s nachts gestommel en voetstappen te horen zijn op de trap.
Twintigste-eeuwse rampspoed
Het spookverhaal van deze wanhopige weduwe werd nieuw leven ingeblazen toen op 11 februari 1998 tijdens restauratie-werkzaamheden het gebouw plots begon te schudden en te trillen en vervolgens instortte. Later bleek dat de oorzaak echter gezocht moest worden bij de verrotte funderingen van het huis. Inmiddels is het pand weer in ere hersteld en is ook de gouden ketting (die overigens al ruim voor de instorting van de gevel was verdwenen) weer op zijn oorspronkelijke plaats teruggehangen.
Meer lezen?
- Verhalen over dit pand op de website van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad
- Informatie over de restauratie van (o.a.) het pand Keizersgracht 268
- J.R.W. Sinnighe, 1975. Spokerijen in Amsterdam en Amstelland. Sagen, legenden en volksverhalen veelal uit de volksmond opgetekend. Zaltbommel: Europese Bibliotheek