Hoewel de term ‘huwelijkskrakeel’ lijkt te verwijzen naar onenigheid (‘gekrakeel’) tijdens het huwelijk, gaat het bij de huwelijkskrakeelregistersjuist om verwikkelingen die voor het feitelijke huwelijk in kerk of op het stadhuis ontstonden. Globaal gezien ging het bij huwelijkskrakelen vooralom de volgende situaties:
- een derde persoon had in de periode waarin de drie zondagse huwelijksafkondigingen plaatsvonden bezwaar geuit tegen het voorgenomenhuwelijk;
- één van de partners (en soms beiden tegelijk) verzocht om ontslag van de gedane trouwbelofte;
- een persoon beweerde een trouwbelofte van iemand ontvangen te hebben en wilde die persoon daaraan houden.
In de eerste periode van de ondertrouwregisters (laatste kwart zestiende eeuw) werden zowel de ondertrouwinschrijvingen als de huwelijkskrakelen ingetekend in één en hetzelfde register. Vanaf het begin van de zeventiende eeuw werden de registratie van ondertrouwinschrijvingen en huwelijkskrakelen in afzonderlijke registers bijgehouden; de introductie van voorgedrukte akten van ondertrouw zal hiervoor waarschijnlijk een belangrijke reden zijn geweest.
Procedure
Nadat een bezwaar was ontvangen, werden ‘de geboden opgehouden’ in afwachting van nader onderzoek door de commissarissen. Aangezien eenhuwelijk niet eerder voltrokken kon worden dan na het derde gebod, werd dus ook de feitelijke huwelijkssluiting daardoor uitgesteld. Na het‘ophouden’ van het gebod vond vervolgens verder onderzoek door de commissarissen van huwelijkse zaken plaats, hetgeen bestond uit het horenvan betrokkenen en getuigen en het bestuderen van eventuele bewijzen. Indien de zaak heel duidelijk was of in den minne te schikken viel, namende commissarissen vervolgens het besluit om òf de bezwaren ongeldig te verklaren (‘het gebod gaat voort’), òf de ondertrouwinschrijving op basisvan de overlegde feiten en verklaringen door te halen (‘royeren’). Kwamen de commissarissen er zelf niet uit, dan verwezen ze partijen naar de civiele rechtspraak (‘den gerechte’).
Een beroemd voorbeeld: Rembrandt en zijn huishoudster
Ook onze beroemdheden waren niet vrij van gekrakeel. Zo bevindt zich in de krakeelregisters
de uitspraak en het verhaal van Rembrandt vanRijn en Geertje Dirckx. In 1649 stapte zijn toenmalige huishoudster en kindermeid, Geertje Dirckx, naar de commissarissen van huwelijkse zaken. Rembrandt zou haar immers trouw beloofd hebben en zij wilde hem aan zijn woord houden, of hij zou ten minste in haar onderhoud moeten voorzien. Na de beraadslagingen luidde het vonnis dat Rembrandt haar 200 guldens per jaar zou moeten betalen voor haar onderhoud. Hoewel de schilder het vonnis niet betwistte, lukte het hem door manipulatie, waarbij hij zelfs Geertjes broer wist te overtuigen, haar in een dusdanig kwaad daglicht te stellen, dat zij uiteindelijk vijf jaar opgesloten werd in het Spinhuis te Gouda…
Terug naar overzicht Ja ik wil!