(Ver)dronken bruidegoms

Hoewel we weten dat veel Amsterdamse weduwen en weduwnaars hertrouwden, komen we uit de ondertrouwinschrijvingen meestal weinig overde overlijdensoorzaken van hun voorgaande partners te weten. Slechts in een paar gevallen licht de inhoud van de ondertrouwinschrijving een tipje van de sluier op, zoals bij de weduwe die aangaf dat zij weduwe was geworden ‘sedert de laetste pesttijd’.
Ook de ondertrouwinschrijving van de weduwe Swaentgie Luycas van 13 december 1625 hieronder geeft ons een inkijkje in de laatste levensdagenvan haar overleden echtgenoot. De reden dat we in dit geval wat meer te weten komen over zijn doodsoorzaak, hangt samen met het feit dat zijgeen bewijs van zijn overlijden en/of begraven kan overleggen. Om te bewijzen dat de vorige partner ook werkelijk overleden was, moest de weduwe/weduwnaar voor de huwelijkssluiting daarvan bewijs overleggen, oftewel ‘inbrengen’. Dat kon een getekende verklaring van de lokale geestelijke zijn, maar in veel gevallen was een bewijs van betaalde begraafkosten of zelfs alleen de rouwkaart voldoende.

‘Gebleven op zee’

Lastiger was het voor vrouwen en mannen van wie de eerdere partner in het buitenland of op zee was overleden; en met name dit laatste kwam inde havenstad Amsterdam met zijn vele VOC-schepen regelmatig voor. Om het ontbreken van een papieren bewijs van overlijden te compenseren,was in die situaties een betrouwbare getuigenis nodig van anderen die met zekerheid konden verklaren dat de betreffende partner overleden was;in het geval van zeevarenden waren dit dan ook vaak mede-opvarenden, zoals in het geval van Gerit Willemsz, die op een reis naar Embden omkwam, waarbij mogelijk alcohol een rol heeft gespeeld.

Bron: Stadsarchief Amsterdam, archief 5001, inv.nr. 612, p. 112

Drankgebruik

Overlijdensgevallen vanwege drankgebruik waren overigens zeker niet zeldzaam in Amsterdam. Niet alleen waren alcoholische dranken vrijweloveral te verkrijgen (uit gegevens uit die tijd weten we bijvoorbeeld dat de stad in 1513 liefst 518 tapperijen telde), maar ook was het gebruik van alcohol algemeen geaccepteerd: vanwege de slechte kwaliteit van stedelijke watervoorzieningen was het drinken van licht-alcoholisch bier destijdsveel gewoner dan het drinken van water; voor het brouwen van het bier werd dagelijks vers en (relatief) zuiver water vanuit de Vecht aangevoerd met waterschepen. Maar ook sterkere drank dan bier was volop verkrijgbaar: vooral brandewijn werd in de loop der tijd een geliefde sterke drankonder de Amsterdammers; de hoofdstad telde in 1663 400 brandewijnbrouwers, die gezamenlijk jaarlijks zo een 3.000 flessen afleverden.Openbare dronkenschap was dan ook alom tegenwoordig, maar was niet strafbaar zolang dit geen probleem opleverde voor de openbare orde.

Terug naar overzicht Ja ik wil!